HET GOUDEN TIJPERK VAN WENEN
Weense burgerlijke cultuur rond de eeuwwisseling
Inhoud
1. Inleiding
2. Wenen en de sprong vooruit
3. De Ringstrasse-uitbreiding
4. Invloeden van de bourgeoisie-mentaliteit
5. Kenmerken van de bloeiperiode
6. Nawoord
7. Bibliografie
1. Inleiding
Wenen was rond 1900 uitgegroeid tot een moderne, dynamische stad die alle uiterlijke kenmerken van de nieuwe stad leek te omvatten; groot inwonertal, moderne architectuur, moderne cultuur en een moderne infrastructuur. Wenen deed daarmee geenszins onder voor andere metropolen als Berlijn of Parijs. Vijftig jaar eerder leek de stad nog hopeloos ouderwets, een stad verloren in de barokke weelde van weleer. De stad was weliswaar buiten de oude stadsgrenzen getreden, maar het ontbrak de stad aan infrastructuur en vernieuwende culturele en intellectuele bewegingen.
Hoe kon het dat de stad in een kort tijdsbestek een enorme sprong had gemaakt naar de moderne wereld? En hoe uitte die moderniteit zich in Wenen? Deze paper geeft aan de hand van de politieke, culturele en intellectuele ontwikkelingen in Wenen, een beschrijving van deze chaotische bloeiperiode van de stad Wenen rond het Fin de Siècle.
Bij de beschrijving van de culturele en intellectuele bloei van de stad ontstaat tevens een beeld van de complexiteit van de Weense bourgeoisie tegen het fin de siècle. Door de ontwikkelingen in Oostenrijk vanaf halverwege 19e eeuw te tonen, wordt duidelijk dat de invloed van deze burgerij op de vorming van intellectuele en culturele bewegingen enorm was. Dit valt nog beter te zien door één voorbeeld eruit te lichten; de architectuur van Wenen en met name de Ringstrasse-uitbreiding. Dit is een mooi voorbeeld van de wijze waarop de burgerij in Wenen verweven was met de kunsten.
Er is in de loop der tijd veel onderzoek gedaan naar Wenen rond 1900. Wenen wordt dan ook vaak aangehaald als de geboorteplaats van de moderne kunst en het moderne denken. Het is moeilijk om te spreken in grootse termen als; een geboorteplaats van moderne kunst en modern denken, want wat is moderne kunst en modern denken nu precies en waar ligt het ontstaan van die periode en waarom daar? Deze complexe zaken beschouwen we nu als irrelevant en worden daarom verder niet behandeld. Vast staat wel dat enkele grote intellectuele stromingen en kunststromingen zijn ontstaan in Wenen; zoals de Secession ofwel Oostenrijkse Art Deco waartoe een schilder als Gustav Klimt behoort. Daarnaast de vooruitstrevende klassieke muziek die grote namen oplevert als Anton Bruckner en Gustav Mahler en de psycho-analyse van Sigmund Freud. Bovendien is diezelfde psycho-analyse ook weer terug te vinden in het werk van schilders als Oskar Kokoschka en Egon Schiele.
Er werd dus niet alleen gewerkt binnen de bepaalde vakgebieden, er vond ook kruisbestuiving plaats. Die kruisbestuiving vond vaak plaats in de verschillende koffiehuizen van de stad waar druk gediscussieerd werd en waar een Lenin en een Trotski ook regelmatig te vinden waren. Dit duidt tevens op een zeker liberaal karakter. Het feit dat het mogelijk was om over politiek te praten in openbare gelegenheden, is duidelijk een uitvloeisel van de revoluties van 1848 die de liberalen aan de macht brachten. De liberale invloed was ook in Wenen merkbaar. Kortom: Hoe kon een stad als Wenen in 50 jaar tijd uitgegroeid zijn van slaperige hoofdstad tot een grote moderne stad waarin vernieuwende bewegingen op politiek, cultureel en intellectueel vlak plaats vonden? Hiervoor moeten we dus eerst kijken naar de ontwikkelingen in Wenen en het Habsburgse rijk vanaf 1848. Daarna zal een omschrijving worden gegeven van de burgerij en het ontstaan van verschillende Weense intellectuele en culturele stromingen. Waarbij tevens het voorbeeld van de Ringstrasse-architectuur wordt uitgelicht om zo, aan de hand van het voorbeeld weer terug te komen bij de invloed van de Weense bourgeoisie op haar cultuur. Zo volgt dus een beschrijving van deze periode vanaf 1848 tot 1918, wanneer Oostenrijk-Hongarije uit elkaar valt.
2. Wenen en de sprong vooruit
Om de ontwikkelingen in Wenen tegen het Fin de siècle begrijpen, moeten we ten eerste kijken naar de situatie van Wenen in een eerdere periode. De daadwerkelijke modernisering van Wenen als stad begint bij de industrialisatie. Die industrialisatie vond relatief laat plaats in Wenen en andere steden van het Habsburgse rijk. Over een exact beginpunt van de bloeiperiode van Wenen verschillen de meningen. Hilde Spiel neemt als beginpunt de nederlaag tegen Pruisen in 1866. Volgens haar waren de bestuurlijke hervormingen een gevolg van de nederlaag van 1866. Deze hervormingen zouden voor een welvarende periode zonder grote oorlogen zorgen, waarin industrie en middenklasse opkwamen. De middenklasse ondersteunde de ontwikkeling van creatief talent. En daarmee stond zij aan de basis van de ontwikkeling van politiek, kunst en intellect, aldus Spiel.[1] Taylor benadrukt in ‘The Habsburg monarchy’ dat de revoluties van 1848 juist aan de basis lagen van het Habsburgse kapitalisme. De revoluties leidden namelijk tot de afschaffing van de Robot. Dit leidde er weer toe dat een beroepsbevolking werd toegevoegd aan het ontwikkelende kapitalisme.[2] Schorske benadrukt in ‘Fin de siècle Vienna’ juist dat het federalisme van het Diploma van 1860 leidde tot toenemende politieke macht voor de Oostenrijkse liberalen. De liberalen begonnen vanaf toen te bouwen aan een constitutionele monarchie. In dezelfde periode wisten zij hun macht ook in Wenen te consolideren. Wenen werd hiermee hun politiek bastion, hun economische hoofdstad en het middelpunt van het intellectuele leven.[3]
De bloeiperiode kwam dus relatief laat op gang doordat een trek naar de stad, zoals we die in andere Europese steden zagen, uitbleef in het Habsburgse rijk tot in ieder geval 1848. Dit had natuurlijk te maken met het ontbreken van grote steden in het Habsburgse rijk. Alleen Wenen telde omstreeks 1848 op zijn hoogst zo’n 200.000 inwoners.[4] De aantrekkingskracht van de nieuwe grote steden was in het Habsburgse rijk dus in veel mindere mate aanwezig. De Robot hield de boeren aan hun landen en een gebrek aan kapitaal leidde tot een gebrek aan technische innovaties en vernieuwingen zoals die wel plaats vonden in Pruisen. De revoluties van 1848 leidden weliswaar tot de afschaffing van de Robot, maar hierdoor nam de bevolking niet enorm toe. Onder leiding van de nieuwe keizer Franz Jozef begon het Habsburgse rijk echter wel een meer liberale koers te varen. Franz Jozef behield een vetorecht over alle wetgeving, maar gaf in 1860 en 1867 wel toe aan de roep om een meer constitutionele monarchie. Het waren dezelfde Weense liberalen van de revolutie van 1848 die hun kans schoon zagen en onder hun leiding vonden vanaf de jaren zestig bestuurlijke hervormingen plaats die ruimte creëerden voor de economische groei in de stad. In eerste instantie was de economische welvaart vanaf de jaren zestig slechts voor een klein gedeelte van de Weense bevolking weggelegd, maar de economische aantrekkingskracht van de stad zorgde wel voor grotere toestroom vanuit het hele rijk. Bovendien werd Wenen door veel minderheden geprefereerd boven het nationalistische Hongarije dat sinds de Ausgleich van 1867 gelijk was gesteld aan Oostenrijk en poogde haar taal en cultuur op te leggen aan grote delen van het rijk tot aan de Kroatische gebieden toe.
Het lijkt er dus op dat de industrialisatie in de dertig jaren na 1848 goed op gang is gekomen door het ontstaan van een beroepsbevolking, uitbreiding van de steden en de liberalisering van de Weense politiek. Gebrek aan kapitaal bleef echter een probleem bij de eerste fase van de industrialisatie. Desalniettemin leidde deze eerste fase met name voor de nieuwe bourgeoisie, vertegenwoordigd in de liberalen, tot enorme rijkdom. Terwijl Wenen bleef groeien, groeide ook de macht van de liberalen. De eerste uiting van de macht en rijkdom van de liberalen zou de Ringstrasse-stadsuitbreiding zijn.
Oostenrijk en Wenen in het bijzonder industrialiseerde dus in hoog tempo in het tweede deel van de negentiende eeuw. En de nieuwe bourgeoisie profiteerde daarvan. Desalniettemin wisten zij niet een echte parlementaire democratie tot stand te brengen, zoals die wel ontstond in Nederland in dezelfde periode. De ministers hoefden geen politieke verantwoordelijkheid af te leggen aan het parlement. Zij waren hoofdzakelijk verantwoordelijk richting de keizer zelfs een vetorecht behield. Deze niet afgemaakte politieke modernisering zou uiteindelijk een beslissende rol gaan spelen in de vorming van nieuwe culturele en intellectuele bewegingen.
3. De Ringstrasse-uitbreiding
De groeiende macht van de liberalen leidde tot de eerste grote stadsuitbreiding; de Ringstrasse. De Ringstrasse is een mooi voorbeeld van de verwevenheid van de burgerij met de kunsten, omdat de uitbreiding grotendeels een produkt is van de liberale burgerij. Ze werd door tegenstanders dan ook gezien als het symbool van de liberalen. Schorske benadrukt dat Wenen als enige Europese hoofdstad nog steeds over de oude stadsmuren beschikte. Andere Europese hoofdsteden hadden deze allang gesloopt en juist dit getuigt volgens hem van de achtergesteldheid van Wenen halverwege de negentiende eeuw. [5]
De stad was inmiddels al ver buiten de oude grenzen gegroeid en stadsuitbreiding was nodig. In 1857 leidde de economische noodzaak van stadsuitbreiding tot de afbraak van de verdedigingswerken. Franz Jozef gaf toestemming tot openstelling van het buiten de muren liggende gebied. Het kon goed gebruikt worden als publieke ruimte. Reeds in 1850 ontstond met het gemeentelijke statuut het idee om de vrij te komen ruimte als publieke ruimte te gebruiken. Dit leek nodig vanwege de eerste voortekenen van de aankomende economische groei die gepaard ging met woningnood en een snel stijgende bevolking. In 1854 werd begonnen met de bouw van een kazerne en de Votivkirche, volgens Johnston nog een mooi voorbeeld van de absolutistische trekjes van het regime van Franz Jozef.[6] Deze kerk was bedoeld als monument vanwege de mislukte aanslag op Franz Jozef het jaar daarvoor. Het gebouw moest de onscheidbaarheid van troon en kerk benadrukken.
1. Inleiding
2. Wenen en de sprong vooruit
3. De Ringstrasse-uitbreiding
4. Invloeden van de bourgeoisie-mentaliteit
5. Kenmerken van de bloeiperiode
6. Nawoord
7. Bibliografie
1. Inleiding
Wenen was rond 1900 uitgegroeid tot een moderne, dynamische stad die alle uiterlijke kenmerken van de nieuwe stad leek te omvatten; groot inwonertal, moderne architectuur, moderne cultuur en een moderne infrastructuur. Wenen deed daarmee geenszins onder voor andere metropolen als Berlijn of Parijs. Vijftig jaar eerder leek de stad nog hopeloos ouderwets, een stad verloren in de barokke weelde van weleer. De stad was weliswaar buiten de oude stadsgrenzen getreden, maar het ontbrak de stad aan infrastructuur en vernieuwende culturele en intellectuele bewegingen.
Hoe kon het dat de stad in een kort tijdsbestek een enorme sprong had gemaakt naar de moderne wereld? En hoe uitte die moderniteit zich in Wenen? Deze paper geeft aan de hand van de politieke, culturele en intellectuele ontwikkelingen in Wenen, een beschrijving van deze chaotische bloeiperiode van de stad Wenen rond het Fin de Siècle.
Bij de beschrijving van de culturele en intellectuele bloei van de stad ontstaat tevens een beeld van de complexiteit van de Weense bourgeoisie tegen het fin de siècle. Door de ontwikkelingen in Oostenrijk vanaf halverwege 19e eeuw te tonen, wordt duidelijk dat de invloed van deze burgerij op de vorming van intellectuele en culturele bewegingen enorm was. Dit valt nog beter te zien door één voorbeeld eruit te lichten; de architectuur van Wenen en met name de Ringstrasse-uitbreiding. Dit is een mooi voorbeeld van de wijze waarop de burgerij in Wenen verweven was met de kunsten.
Er is in de loop der tijd veel onderzoek gedaan naar Wenen rond 1900. Wenen wordt dan ook vaak aangehaald als de geboorteplaats van de moderne kunst en het moderne denken. Het is moeilijk om te spreken in grootse termen als; een geboorteplaats van moderne kunst en modern denken, want wat is moderne kunst en modern denken nu precies en waar ligt het ontstaan van die periode en waarom daar? Deze complexe zaken beschouwen we nu als irrelevant en worden daarom verder niet behandeld. Vast staat wel dat enkele grote intellectuele stromingen en kunststromingen zijn ontstaan in Wenen; zoals de Secession ofwel Oostenrijkse Art Deco waartoe een schilder als Gustav Klimt behoort. Daarnaast de vooruitstrevende klassieke muziek die grote namen oplevert als Anton Bruckner en Gustav Mahler en de psycho-analyse van Sigmund Freud. Bovendien is diezelfde psycho-analyse ook weer terug te vinden in het werk van schilders als Oskar Kokoschka en Egon Schiele.
Er werd dus niet alleen gewerkt binnen de bepaalde vakgebieden, er vond ook kruisbestuiving plaats. Die kruisbestuiving vond vaak plaats in de verschillende koffiehuizen van de stad waar druk gediscussieerd werd en waar een Lenin en een Trotski ook regelmatig te vinden waren. Dit duidt tevens op een zeker liberaal karakter. Het feit dat het mogelijk was om over politiek te praten in openbare gelegenheden, is duidelijk een uitvloeisel van de revoluties van 1848 die de liberalen aan de macht brachten. De liberale invloed was ook in Wenen merkbaar. Kortom: Hoe kon een stad als Wenen in 50 jaar tijd uitgegroeid zijn van slaperige hoofdstad tot een grote moderne stad waarin vernieuwende bewegingen op politiek, cultureel en intellectueel vlak plaats vonden? Hiervoor moeten we dus eerst kijken naar de ontwikkelingen in Wenen en het Habsburgse rijk vanaf 1848. Daarna zal een omschrijving worden gegeven van de burgerij en het ontstaan van verschillende Weense intellectuele en culturele stromingen. Waarbij tevens het voorbeeld van de Ringstrasse-architectuur wordt uitgelicht om zo, aan de hand van het voorbeeld weer terug te komen bij de invloed van de Weense bourgeoisie op haar cultuur. Zo volgt dus een beschrijving van deze periode vanaf 1848 tot 1918, wanneer Oostenrijk-Hongarije uit elkaar valt.
2. Wenen en de sprong vooruit
Om de ontwikkelingen in Wenen tegen het Fin de siècle begrijpen, moeten we ten eerste kijken naar de situatie van Wenen in een eerdere periode. De daadwerkelijke modernisering van Wenen als stad begint bij de industrialisatie. Die industrialisatie vond relatief laat plaats in Wenen en andere steden van het Habsburgse rijk. Over een exact beginpunt van de bloeiperiode van Wenen verschillen de meningen. Hilde Spiel neemt als beginpunt de nederlaag tegen Pruisen in 1866. Volgens haar waren de bestuurlijke hervormingen een gevolg van de nederlaag van 1866. Deze hervormingen zouden voor een welvarende periode zonder grote oorlogen zorgen, waarin industrie en middenklasse opkwamen. De middenklasse ondersteunde de ontwikkeling van creatief talent. En daarmee stond zij aan de basis van de ontwikkeling van politiek, kunst en intellect, aldus Spiel.[1] Taylor benadrukt in ‘The Habsburg monarchy’ dat de revoluties van 1848 juist aan de basis lagen van het Habsburgse kapitalisme. De revoluties leidden namelijk tot de afschaffing van de Robot. Dit leidde er weer toe dat een beroepsbevolking werd toegevoegd aan het ontwikkelende kapitalisme.[2] Schorske benadrukt in ‘Fin de siècle Vienna’ juist dat het federalisme van het Diploma van 1860 leidde tot toenemende politieke macht voor de Oostenrijkse liberalen. De liberalen begonnen vanaf toen te bouwen aan een constitutionele monarchie. In dezelfde periode wisten zij hun macht ook in Wenen te consolideren. Wenen werd hiermee hun politiek bastion, hun economische hoofdstad en het middelpunt van het intellectuele leven.[3]
De bloeiperiode kwam dus relatief laat op gang doordat een trek naar de stad, zoals we die in andere Europese steden zagen, uitbleef in het Habsburgse rijk tot in ieder geval 1848. Dit had natuurlijk te maken met het ontbreken van grote steden in het Habsburgse rijk. Alleen Wenen telde omstreeks 1848 op zijn hoogst zo’n 200.000 inwoners.[4] De aantrekkingskracht van de nieuwe grote steden was in het Habsburgse rijk dus in veel mindere mate aanwezig. De Robot hield de boeren aan hun landen en een gebrek aan kapitaal leidde tot een gebrek aan technische innovaties en vernieuwingen zoals die wel plaats vonden in Pruisen. De revoluties van 1848 leidden weliswaar tot de afschaffing van de Robot, maar hierdoor nam de bevolking niet enorm toe. Onder leiding van de nieuwe keizer Franz Jozef begon het Habsburgse rijk echter wel een meer liberale koers te varen. Franz Jozef behield een vetorecht over alle wetgeving, maar gaf in 1860 en 1867 wel toe aan de roep om een meer constitutionele monarchie. Het waren dezelfde Weense liberalen van de revolutie van 1848 die hun kans schoon zagen en onder hun leiding vonden vanaf de jaren zestig bestuurlijke hervormingen plaats die ruimte creëerden voor de economische groei in de stad. In eerste instantie was de economische welvaart vanaf de jaren zestig slechts voor een klein gedeelte van de Weense bevolking weggelegd, maar de economische aantrekkingskracht van de stad zorgde wel voor grotere toestroom vanuit het hele rijk. Bovendien werd Wenen door veel minderheden geprefereerd boven het nationalistische Hongarije dat sinds de Ausgleich van 1867 gelijk was gesteld aan Oostenrijk en poogde haar taal en cultuur op te leggen aan grote delen van het rijk tot aan de Kroatische gebieden toe.
Het lijkt er dus op dat de industrialisatie in de dertig jaren na 1848 goed op gang is gekomen door het ontstaan van een beroepsbevolking, uitbreiding van de steden en de liberalisering van de Weense politiek. Gebrek aan kapitaal bleef echter een probleem bij de eerste fase van de industrialisatie. Desalniettemin leidde deze eerste fase met name voor de nieuwe bourgeoisie, vertegenwoordigd in de liberalen, tot enorme rijkdom. Terwijl Wenen bleef groeien, groeide ook de macht van de liberalen. De eerste uiting van de macht en rijkdom van de liberalen zou de Ringstrasse-stadsuitbreiding zijn.
Oostenrijk en Wenen in het bijzonder industrialiseerde dus in hoog tempo in het tweede deel van de negentiende eeuw. En de nieuwe bourgeoisie profiteerde daarvan. Desalniettemin wisten zij niet een echte parlementaire democratie tot stand te brengen, zoals die wel ontstond in Nederland in dezelfde periode. De ministers hoefden geen politieke verantwoordelijkheid af te leggen aan het parlement. Zij waren hoofdzakelijk verantwoordelijk richting de keizer zelfs een vetorecht behield. Deze niet afgemaakte politieke modernisering zou uiteindelijk een beslissende rol gaan spelen in de vorming van nieuwe culturele en intellectuele bewegingen.
3. De Ringstrasse-uitbreiding
De groeiende macht van de liberalen leidde tot de eerste grote stadsuitbreiding; de Ringstrasse. De Ringstrasse is een mooi voorbeeld van de verwevenheid van de burgerij met de kunsten, omdat de uitbreiding grotendeels een produkt is van de liberale burgerij. Ze werd door tegenstanders dan ook gezien als het symbool van de liberalen. Schorske benadrukt dat Wenen als enige Europese hoofdstad nog steeds over de oude stadsmuren beschikte. Andere Europese hoofdsteden hadden deze allang gesloopt en juist dit getuigt volgens hem van de achtergesteldheid van Wenen halverwege de negentiende eeuw. [5]
De stad was inmiddels al ver buiten de oude grenzen gegroeid en stadsuitbreiding was nodig. In 1857 leidde de economische noodzaak van stadsuitbreiding tot de afbraak van de verdedigingswerken. Franz Jozef gaf toestemming tot openstelling van het buiten de muren liggende gebied. Het kon goed gebruikt worden als publieke ruimte. Reeds in 1850 ontstond met het gemeentelijke statuut het idee om de vrij te komen ruimte als publieke ruimte te gebruiken. Dit leek nodig vanwege de eerste voortekenen van de aankomende economische groei die gepaard ging met woningnood en een snel stijgende bevolking. In 1854 werd begonnen met de bouw van een kazerne en de Votivkirche, volgens Johnston nog een mooi voorbeeld van de absolutistische trekjes van het regime van Franz Jozef.[6] Deze kerk was bedoeld als monument vanwege de mislukte aanslag op Franz Jozef het jaar daarvoor. Het gebouw moest de onscheidbaarheid van troon en kerk benadrukken.
Pas ruim tien jaar later zou verder gebouwd worden onder een nieuwe liberale regering. Het gebied betrof een enorm oppervlak dat opgevuld moest worden door publieke gebouwen met brede boulevards daartussen. De gebouwen zijn in twintig jaar tijd opgetrokken en tegen het einde van de negentiende eeuw was de gehele Ringstrasse gevuld. Parlementsgebouw, raadhuis, universiteit, opera en museum; alle gebouwen werden in een bestaande historische stijl opgetrokken. Deze historiserende stijl lijkt mij typerend voor het Wenen van deze tijd, weliswaar liberaal in politiek, maar nog ver van een constitutionele monarchie verwijderd. In architectuur vertaald als; nieuwbouw in een oud jasje gegoten.
Wie Wenen bezocht heeft of gaat bezoeken zal de gigantische gebouwen van de Ringstrasse niet snel vergeten. De gebouwen lijken iets te missen en stralen een zekere kilheid uit. Volgens Johnston en andere critici missen de gebouwen monumentaliteit, doordat ze geen eigen stijl hebben. Ze zijn gebouwd om een bourgeoisie te plezieren die nooit een eigen stijl heeft gehad.[7] Daarmee bedoelt hij dat deze rijke burgerij voor het eerst in staat was en niet in staat bleek om haar rijkdom uit te drukken in kunst en cultuur. Het was daarvoor slechts voorbehouden geweest aan de keizer en de Habsburgse adel, die in staat waren opdrachten te geven ter verfraaiing van Wenen. Dat betrof dan over het algemeen opdrachten voor privé-gebruik en niet zoals nu voor publieke doeleinden. De bouw van de Ringstrasse leidde al direct tot positieve en negatieve geluiden. Een aantal van de belangrijkste critici van de Ringstrasse-stijl zouden later juist aan de basis staan van de moderne functionele stijl. Deze stijl kwam begin twintigste eeuw op. De kritiek richtte zich vooral op het feit dat de ornamenten niet origineel waren en niet functioneel. Bovendien werd tegen het einde van de negentiende eeuw met het einde van het liberalisme ook afgerekend met de bouwstijl van de liberalen.
Zo ontstond begin twintigste eeuw de moderne architectuur die opnieuw voor een ander stadsbeeld zorgde. Dit alles tezamen leidde tot een eclectische mix van barok, ringstrasse- en moderne stijl in het Weense stadsbeeld. Hieruit blijkt dus dat de verschillende bouwstijlen van de stad allen in zekere zin ook stonden voor een periode in de Weense politiek; De barok voor het absolutisme, de ringstrasse-stijl voor liberalisme, moderne architectuur voor de afrekening met het liberalisme en de opkomst van nieuwe massale volksbewegingen.
Wie Wenen bezocht heeft of gaat bezoeken zal de gigantische gebouwen van de Ringstrasse niet snel vergeten. De gebouwen lijken iets te missen en stralen een zekere kilheid uit. Volgens Johnston en andere critici missen de gebouwen monumentaliteit, doordat ze geen eigen stijl hebben. Ze zijn gebouwd om een bourgeoisie te plezieren die nooit een eigen stijl heeft gehad.[7] Daarmee bedoelt hij dat deze rijke burgerij voor het eerst in staat was en niet in staat bleek om haar rijkdom uit te drukken in kunst en cultuur. Het was daarvoor slechts voorbehouden geweest aan de keizer en de Habsburgse adel, die in staat waren opdrachten te geven ter verfraaiing van Wenen. Dat betrof dan over het algemeen opdrachten voor privé-gebruik en niet zoals nu voor publieke doeleinden. De bouw van de Ringstrasse leidde al direct tot positieve en negatieve geluiden. Een aantal van de belangrijkste critici van de Ringstrasse-stijl zouden later juist aan de basis staan van de moderne functionele stijl. Deze stijl kwam begin twintigste eeuw op. De kritiek richtte zich vooral op het feit dat de ornamenten niet origineel waren en niet functioneel. Bovendien werd tegen het einde van de negentiende eeuw met het einde van het liberalisme ook afgerekend met de bouwstijl van de liberalen.
Zo ontstond begin twintigste eeuw de moderne architectuur die opnieuw voor een ander stadsbeeld zorgde. Dit alles tezamen leidde tot een eclectische mix van barok, ringstrasse- en moderne stijl in het Weense stadsbeeld. Hieruit blijkt dus dat de verschillende bouwstijlen van de stad allen in zekere zin ook stonden voor een periode in de Weense politiek; De barok voor het absolutisme, de ringstrasse-stijl voor liberalisme, moderne architectuur voor de afrekening met het liberalisme en de opkomst van nieuwe massale volksbewegingen.
Daarnaast is de Ringstrasse een mooi voorbeeld van oud tegenover nieuw, vooruitstrevend tegenover conservatief. Vooruitstrevend vanwege de omvang en de publieke doeleinden van de nieuwbouw, conservatief vanwege de historiserende architectuur. De Ringstrasse was daarmee een typisch produkt van de bourgeoisie zoals we die in Oostenrijk zien. Aan de ene kant was dit een moderne burgerij zoals die in heel Europa ontstond. Aan de andere kant koos deze moderne burgerij er juist voor om de aristocratische normen en waarden te omarmen. De Ringstrasse was hier eveneens een uiting van. Het was de vervolmaking van de eenwording van burgerlijke en aristocratische normen en waarden. Het uiterlijke vertoon; de aristocratische pracht en praal, werden nu voortgezet door de bourgeoisie. De Bourgeoisie vernieuwde weliswaar door publieke werken te creëren maar volgde de lijn van haar voorbeeld in de stijl waarin ze dit deed.
4. Invloeden van de bourgeoisie
De onafgemaakte politieke verzelfstandiging van de liberale bourgeoisie leidde tot stagnatie in de modernisering. Zo ontstond een vreemd mengsel van rationalistisch- burgerlijk fatsoen en de oude, aristocratische en autoritaire waarden zoals eer. De Weense bourgeoisie zou zodoende, in tegenstelling tot de bourgeoisie in andere delen van Europa, deel gaan uitmaken van de aristocratie. Terwijl in Nederland een nieuwe bourgeoisie zich onafhankelijk van koning en adel ontwikkelde, nam de Oostenrijkse bourgeoisie de waarden en cultuur van de adel over. De burgerlijke mentaliteit van de burgerij sloot naadloos aan bij de heersende Habsburgse mentaliteit. Rationalisme, discipline en gehoorzaamheid aan autoriteiten stonden hoog in het vaandel. Door discipline kon men zich zo, ongeacht afkomst omhoog werken in de hiërarchie. Achter deze gehoorzaamheid ging echter vaak een ander leven schuil.
De Oostenrijkse burgerij ontwikkelde zo een ethiek die sterk leunde op familiewaarden; huis en haard waren heilig en de man speelde een prominente rol. Kunst werd daarbij als versiering gezien. Het gaf gestalte aan de waarden van de bourgeoisie. Zo kon het ook gebeuren dat de liberale burgerij nooit een eigen cultuur ontwikkelde. Men keek, net als de adellijke voorgangers, naar de klassieken. Zo ontstond een historiserende stijl die zich in de Ringstrasse uitte en binnenshuis leidde tot een bonte hoeveelheid klassieke beelden en romantische schilderijen.
De wereldtentoonstelling van 1874 zou voor de liberalen de uitgelezen mogelijkheid zijn geweest om hun cultuur aan de wereld te tonen. Door de beurskrach van 1873 werd de wereldtentoonstelling echter geen succes. De beurskrach zou bovendien een einde maken aan het zelfvertrouwen van de bourgeoisie. De Ringstrasse werd dat jaar als laatste grote uiting van de bourgeoisie afgerond en de modernisering van de burgerij was blijven steken in een burgerlijk aristocratisch mengsel van normen en waarden.
De beurskrach leidde al snel tot toenemende werkloosheid en armoede onder de sociale onderklasse. De aanhoudende crisis dreef de bevolkingsgroepen van de sociale onderklasse een radicale hoek in. Zo zou Wenen aan het einde van de negentiende eeuw fungeren als bakermat van drie grote ideologische bewegingen. Deze bewegingen waren de Pan-Germaanse beweging ; het geloof in een groot Duits volk, het Christelijk Socialisme en als reactie op beiden, het Zionisme. Alle drie de bewegingen konden op aanzienlijke steun rekenen van de nieuwe arbeidersklasse. Het waren vooral deze nieuwe bewegingen die een dreiging vormden voor de liberalen. Steven Beller benadrukt dat de opkomst van de anti-liberale partijen een gevolg was van het anti-democratische gehalte van de liberale partij. Hierdoor voelde de lagere beroepsbevolking zich uitgesloten van de politiek. Dus keerde deze groep zich tot irrationele partijen als de christelijke socialisten. Ook deze partij had een antisemitisch karakter.[8]
De toenemende stadsbevolking en armoede leidden tot erbarmelijke woon-omstandigheden. Bovendien was er woningnood. Hiervan viel overigens weinig te merken in de Innenstadt. De binnenstad zag er keurig uit en was het domein van de bourgeosie. In de Vorstadt heersten ziekten en armoede. De woningnood zou hier leiden tot modernistisch-functionele architectuur die voorzag in de behoefte aan sociale woningbouw. De slechte woonomstandigheden leidden er echter wel toe dat men vertier zocht buitenshuis.
In de Vorstadt onstond zo een levendige cultuur rond de Weinstube en het café. In de binnenstad werden de koffiehuizen druk bezocht.[9] Zo ontstond een cultuur van discussie en discours in verschillende koffiehuizen en cafés.
In deze cafécultuur vonden lieden elkaar in hun gesprekken over uiteenlopende zaken. De levendige discussie-cultuur trok mensen als Freud en Klimt, die door van gedachten te wisselen bijdroegen aan de kruisbestuiving tussen kunst en intellect.[10] Ook bannelingen als Trotski en Lenin begaven zich geregeld naar één van de koffiehuizen in de binnenstad.
Eind negentiende eeuw openbaarde zich in Wenen een nieuw defaitisme onder de burgerij dat, reeds ingegeven door de nederlaag tegen Pruisen in 1866, grote proporties aannam toen steeds meer jongelui zelfmoord als enige uitweg begonnen te zien. De zelfmoord van de hervormingsgezinde troonopvolger Rudolf en zijn minnares in 1889 was geen op zichzelf staand geval. Steeds meer mensen leken in het beklemmende burgerlijke klimaat geen andere uitweg te zien dan zelfmoord. Dit fatalisme was tevens ingegeven door de realiteit dat de rol van Oostenrijk-Hongarije tussen de groten van Europa was uitgespeeld, en de desintegratie van het rijk op handen leek door haar enorme verscheidenheid aan volkeren. Het fatalisme leidde, gepaard gaande met het Oostenrijkse idee van ‘het goede leven’ tot een ongekende bloei van de cafés en theaters die de stad kende.[11]
De burgerlijke mentaliteit uitte zich tenslotte ook op het gebied van seksualiteit. De conservatieve burgerlijk-aristocratische mentaliteit verbood prostitutie en veroordeelde elke vorm van seks buiten het huwelijk. Het burgerlijk huwelijk was hier een uitvloeisel van. Een jongeman trouwde op jonge leeftijd en diende daarvoor geen relaties aan te knopen. Achter deze façade ging echter een schimmige wereld schuil waarin prostitutie op grote schaal voorkwam. De Vorstadt werd zodoende door de burgerij als vies en ongewenst beschouwd en tegelijkertijd op grote schaal bezocht. Doordat een zelfstandige seksuele ontwikkeling en vrije partnerkeuze onmogelijk waren, zochten mannen en vrouwen hun heil elders of kregen psychische problemen.[12]
Het werk van onder andere Freud, Klimt en Schiele is dan ook zwaar beïnvloed door de heersende seksuele moraal en de frustraties die daar toe leidden.
Zo leidde de burgerlijke mentaliteit in Wenen tot een beklemmend klimaat van burgerlijke waarden, uiterlijke schijn en verborgen excessen. De woningnood veroorzaakte een toename aan cafés en wijnbars. Het opkomende fatalisme en de traditie van ‘het goede leven’ leidden tot een toename van café- en theaterbezoek en de intellectuele elite vond elkaar zodoende in cafés en theaters. In de politiek leek de bourgeoisie haar rol van betekenis te hebben verloren aan de nieuwe politieke en ideologische stromingen.
4. Invloeden van de bourgeoisie
De onafgemaakte politieke verzelfstandiging van de liberale bourgeoisie leidde tot stagnatie in de modernisering. Zo ontstond een vreemd mengsel van rationalistisch- burgerlijk fatsoen en de oude, aristocratische en autoritaire waarden zoals eer. De Weense bourgeoisie zou zodoende, in tegenstelling tot de bourgeoisie in andere delen van Europa, deel gaan uitmaken van de aristocratie. Terwijl in Nederland een nieuwe bourgeoisie zich onafhankelijk van koning en adel ontwikkelde, nam de Oostenrijkse bourgeoisie de waarden en cultuur van de adel over. De burgerlijke mentaliteit van de burgerij sloot naadloos aan bij de heersende Habsburgse mentaliteit. Rationalisme, discipline en gehoorzaamheid aan autoriteiten stonden hoog in het vaandel. Door discipline kon men zich zo, ongeacht afkomst omhoog werken in de hiërarchie. Achter deze gehoorzaamheid ging echter vaak een ander leven schuil.
De Oostenrijkse burgerij ontwikkelde zo een ethiek die sterk leunde op familiewaarden; huis en haard waren heilig en de man speelde een prominente rol. Kunst werd daarbij als versiering gezien. Het gaf gestalte aan de waarden van de bourgeoisie. Zo kon het ook gebeuren dat de liberale burgerij nooit een eigen cultuur ontwikkelde. Men keek, net als de adellijke voorgangers, naar de klassieken. Zo ontstond een historiserende stijl die zich in de Ringstrasse uitte en binnenshuis leidde tot een bonte hoeveelheid klassieke beelden en romantische schilderijen.
De wereldtentoonstelling van 1874 zou voor de liberalen de uitgelezen mogelijkheid zijn geweest om hun cultuur aan de wereld te tonen. Door de beurskrach van 1873 werd de wereldtentoonstelling echter geen succes. De beurskrach zou bovendien een einde maken aan het zelfvertrouwen van de bourgeoisie. De Ringstrasse werd dat jaar als laatste grote uiting van de bourgeoisie afgerond en de modernisering van de burgerij was blijven steken in een burgerlijk aristocratisch mengsel van normen en waarden.
De beurskrach leidde al snel tot toenemende werkloosheid en armoede onder de sociale onderklasse. De aanhoudende crisis dreef de bevolkingsgroepen van de sociale onderklasse een radicale hoek in. Zo zou Wenen aan het einde van de negentiende eeuw fungeren als bakermat van drie grote ideologische bewegingen. Deze bewegingen waren de Pan-Germaanse beweging ; het geloof in een groot Duits volk, het Christelijk Socialisme en als reactie op beiden, het Zionisme. Alle drie de bewegingen konden op aanzienlijke steun rekenen van de nieuwe arbeidersklasse. Het waren vooral deze nieuwe bewegingen die een dreiging vormden voor de liberalen. Steven Beller benadrukt dat de opkomst van de anti-liberale partijen een gevolg was van het anti-democratische gehalte van de liberale partij. Hierdoor voelde de lagere beroepsbevolking zich uitgesloten van de politiek. Dus keerde deze groep zich tot irrationele partijen als de christelijke socialisten. Ook deze partij had een antisemitisch karakter.[8]
De toenemende stadsbevolking en armoede leidden tot erbarmelijke woon-omstandigheden. Bovendien was er woningnood. Hiervan viel overigens weinig te merken in de Innenstadt. De binnenstad zag er keurig uit en was het domein van de bourgeosie. In de Vorstadt heersten ziekten en armoede. De woningnood zou hier leiden tot modernistisch-functionele architectuur die voorzag in de behoefte aan sociale woningbouw. De slechte woonomstandigheden leidden er echter wel toe dat men vertier zocht buitenshuis.
In de Vorstadt onstond zo een levendige cultuur rond de Weinstube en het café. In de binnenstad werden de koffiehuizen druk bezocht.[9] Zo ontstond een cultuur van discussie en discours in verschillende koffiehuizen en cafés.
In deze cafécultuur vonden lieden elkaar in hun gesprekken over uiteenlopende zaken. De levendige discussie-cultuur trok mensen als Freud en Klimt, die door van gedachten te wisselen bijdroegen aan de kruisbestuiving tussen kunst en intellect.[10] Ook bannelingen als Trotski en Lenin begaven zich geregeld naar één van de koffiehuizen in de binnenstad.
Eind negentiende eeuw openbaarde zich in Wenen een nieuw defaitisme onder de burgerij dat, reeds ingegeven door de nederlaag tegen Pruisen in 1866, grote proporties aannam toen steeds meer jongelui zelfmoord als enige uitweg begonnen te zien. De zelfmoord van de hervormingsgezinde troonopvolger Rudolf en zijn minnares in 1889 was geen op zichzelf staand geval. Steeds meer mensen leken in het beklemmende burgerlijke klimaat geen andere uitweg te zien dan zelfmoord. Dit fatalisme was tevens ingegeven door de realiteit dat de rol van Oostenrijk-Hongarije tussen de groten van Europa was uitgespeeld, en de desintegratie van het rijk op handen leek door haar enorme verscheidenheid aan volkeren. Het fatalisme leidde, gepaard gaande met het Oostenrijkse idee van ‘het goede leven’ tot een ongekende bloei van de cafés en theaters die de stad kende.[11]
De burgerlijke mentaliteit uitte zich tenslotte ook op het gebied van seksualiteit. De conservatieve burgerlijk-aristocratische mentaliteit verbood prostitutie en veroordeelde elke vorm van seks buiten het huwelijk. Het burgerlijk huwelijk was hier een uitvloeisel van. Een jongeman trouwde op jonge leeftijd en diende daarvoor geen relaties aan te knopen. Achter deze façade ging echter een schimmige wereld schuil waarin prostitutie op grote schaal voorkwam. De Vorstadt werd zodoende door de burgerij als vies en ongewenst beschouwd en tegelijkertijd op grote schaal bezocht. Doordat een zelfstandige seksuele ontwikkeling en vrije partnerkeuze onmogelijk waren, zochten mannen en vrouwen hun heil elders of kregen psychische problemen.[12]
Het werk van onder andere Freud, Klimt en Schiele is dan ook zwaar beïnvloed door de heersende seksuele moraal en de frustraties die daar toe leidden.
Zo leidde de burgerlijke mentaliteit in Wenen tot een beklemmend klimaat van burgerlijke waarden, uiterlijke schijn en verborgen excessen. De woningnood veroorzaakte een toename aan cafés en wijnbars. Het opkomende fatalisme en de traditie van ‘het goede leven’ leidden tot een toename van café- en theaterbezoek en de intellectuele elite vond elkaar zodoende in cafés en theaters. In de politiek leek de bourgeoisie haar rol van betekenis te hebben verloren aan de nieuwe politieke en ideologische stromingen.
Volgens Schorske was de eerste culturele opleving een weinig creatieve opleving vanuit de opgekomen bourgeoisie. Toen de liberale bourgeoisie dus eind 19e eeuw in de verdrukking kwam, en andere ideologieën de politiek gingen domineren, begon de bourgeoisie zich steeds meer af te zonderen van de politiek. Dit leidde volgens hem tot de culturele uitingen aan het begin van de twintigste eeuw. De kultuurmakers, zoals Schorske dat noemt, keerden zich af van de politiek en begonnen op die manier aan een verdieping in de kunsten. Of verdieping van de menselijke psyche, zoals Freud.[13] De rol van de burgerij leek dus op politiek gebied uitgespeeld en zodoende kon de burgerij beginnen aan haar innovatieve opmars op cultureel en intellectueel gebied.
5. Kenmerken van de bloeiperiode
Zoals reeds eerder beschreven, vormden de koffiehuizen, danstheaters en cafés een vruchtbare bodem voor de intelligentsia uit de burgerij. De kruisbestuiving was groot op deze locaties. In de cafés, koffiehuizen en theaters troffen mensen met uiteenlopende vakgebieden zoals Freud en Klimt elkaar. Zo ontstonden dialogen en discussies over politiek, menselijke psyche en menselijke seksualiteit. Er was absoluut geen sprake van vrijheid van meningsuiting. Toch lijkt een zeker gevoel van vrijheid te hebben geheerst in Wenen aan het einde van de negentiende eeuw. Er werd gediscussieerd en er verschenen wel degelijk kritische pamfletten en krantjes die openlijk het beleid van de keizerlijke regering bekritiseerden. In het liberale klimaat van het Habsburgse rijk met zijn decadentieverschijnselen en drang naar uiterlijkheden, ontstond zo een culturele elite die de basis legde voor een ongekende bloei op het gebied van literatuur, architectuur, schilderkunst en muziek. Daarnaast ligt het Wenen van het Fin de siècle aan de basis van de psycho-analyse die hier tot stand is gekomen. Er was in zekere zin een sterke onderlinge verbondenheid, omdat allen binnen hetzelfde ondergaande Habsburgse rijk met al zijn tegenstellingen leefden en daarop reageerden.[14]
Freud ontwikkelde de psycho-analyse vanuit zijn ervaringen met de Weense burgerlijke cultuur en het bijgaande fatalisme dat zo typerend was voor de Weense elite. Hermann Bahrs vormgeving was van grote invloed op Jung Wien en de Secession: De twee grote bewegingen op het gebied van literatuur (Jung Wien) en schilderkunst en architectuur (Secession). Mede dankzij Hermann Bahr werd eindelijk gebroken met oude burgerlijke vormen en gedachten. Een aantal thema’s kwamen volgens Beller steeds weer terug in het Weense culturele leven: Eros en Thanatos, moderniteit en decadentie, en functie versus ornament.[15]
Volgens Carl Schorske ontdekten veel Weense intellectuelen juist door de sociale fragmentering rond de eeuwwisseling de psychologische mens.[16] Van de Oostenrijkse burgerlijk-aristocratische maatschappij was rond 1900 niet veel meer over. Het economisch, politiek en sociaal verval was ingezet. De Weense intellectuelen kinderen van de eerste bourgeoisie-generatie zouden zich vanaf nu minder op de maatschappij als geheel richten en meer op het individu. Maar schrijvers als Schnitzler en Hofmannsthal en componisten als Mahler, Schönberg, Freud en Klimt ontdekten dat het individu werd verscheurd door lusten, angsten en eenzaamheid.
Arthur Schnitzler was als huisarts en schrijver één van de bekendste figuren binnen de Weense literatuur. Zijn bekendste toneelwerk is Reigen over het decadente Weense leven rond 1900. Zijn toneelstuk werd voortdurend verboden en weer opgevoerd nadat het voor het eerst verscheen. Een ander groot figuur binnen de literatuur is Hugo von Hofmannsthal. Hofmannstahls aandacht ging ook vooral naar het theater uit. Ook hij raakte geïnspireerd door de opgekomen psychoanalyse van Freud. Door zijn belangstelling voor antieke mythologie schreef hij een aantal stukken over Oedipus. Ook Von Hofmannsthal was sterk beïnvloedt door het verval van de Habsburgse monarchie.
In de schilderkunst was lange tijd het historicisme van Hans Makart in zwang. Zijn werk sloot goed aan bij de Weense barokke traditie en hij was een graag gezien gast op feestjes van de bourgeoisie. Zijn overdadige levensstijl is terug te zien in zijn bombastische werken. Ook Gustav Klimt bouwde voort op diezelfde barokke traditie en zijn decoratieve werk vertoonde in zijn beginperiode nog overeenkomsten met Makart. Later ontwikkelde Klimt zijn eigen meer symbolische stijl waarin een vrouw vaak het symbool van erotiek en seksualiteit symboliseert. Klimt zou de drijfveer worden achter de Weense Art Deco of Secession.
Tot slot verdienen de schilders Egon Schiele, Oskar Kokoschka en Richard Gerstl een vermelding. Lust, seksualiteit en dood spelen een grote rol in hun werk. Ze werden allen beïnvloedt door het economisch, sociaal en politiek verval van Oostenrijk, Hun werken vertonen vaak gekwelde lichamen die op een confronterende en ruwe manier zijn geschilderd. Zowel Schiele als Gerst zouden vroegen overlijden. De laatste door een gruwelijke zelfmoord nadat Gerstl verliefd was geworden op de vrouw van de componist Schönberg.
Ook in de muziek werden niet langer alleen maar operettes en walsen geschreven. Onder invloed van de componist Richard Wagner gingen Weense componisten op zoek naar een totaal geheel aan muziek, beeld en vorm. De bekendste componisten die Wenen heeft voortgebracht zijn Gustav Mahler en de reeds eerder vernoemde Arnold Schönberg.
De Weense intelligentsia liet zich beïnvloeden door het alom aanwezige verval en de nieuwe ideeën omtrent de psycho-analyse. Sigmund Freud wordt algemeen erkend als de grondlegger ervan en zijn omstreden ideeën zijn nog steeds belangrijk in het westerse denken van tegenwoordig. Ook zijn theorieën zijn tot stand gekomen in en door het beklemmende burgerlijk-artistocratische klimaat. Freud bevond zich bovendien, net als vele Joodse intellectuelen in een steeds lastiger wordende situatie, door het toenemende antisemitisme. Ook zijn ervaringen met de pesterijen omtrent zijn Jood zijn nam hij mee in zijn werk. Zijn bekendste werk is evenwel Die Traumdeutung, verschenen in 1899.[17]
Freud moest uiteindelijk in 1938 zijn land ontvluchten door de komst van Hitler en de Anschluss. Met hem verdwenen vele Joodse intellectuelen. In de jaren daarvoor had Oostenrijk nog slechts als kleine republiek bestaan. Met het einde van de Eerste Wereldoorlog, was ook een einde gekomen aan het Habsburgse rijk of Oostenrijk-Hongarije. Met het wegvallen van het enorme grondgebied om de hoofdstad kwam ook een einde aan de bevolkingstoename in de stad Wenen. In Wenen woonden omstreeks 1900 meer Tsjechen dan in Praag en zo’n 10 procent van de bevolking was Joods.[18] Wenen had na 1918 niet meer dezelfde aantrekkingskracht en ook veel kunstenaren en intellectuelen vertrokken uit de stad. De kunstwereld verplaatste zich meer en meer naar Parijs waar het expressionisme aan een opmars bezig was en met het einde van het verval van Oostenrijk-Hongarije lijkt ook een einde te zijn gekomen aan de inspiratie van de Weense intelligentsia.
6. Nawoord
6. Nawoord
De Weense bloeiperiode rond het Fin de siècle was vooral een bloeiperiode die ingezet werd door de komst van de burgerij in Oostenrijk-Hongarije. Deze liberale burgerij verschilde van haar tegenhangers in Europa, doordat zij een verbintenis was aangegaan met de oude aristocratische waarden. En juist deze stagnatie in de modernisering en verzelfstandiging van de bourgeoisie lag aan de basis van de Weense bloeiperiode. Wenen was weliswaar in korte tijd geïndustrialiseerd en uitgegroeid tot een moderne metropool. Toch was de Weense burgerij niet mee gegroeid met haar stad.
Dit blijkt ook uit de Ringstrasse-architectuur die weliswaar een moderne functie had en bovendien één van de grootste stadsuitbreidingen van de twintigste eeuw was, maar desalniettemin in een conservatieve en historiserende stijl was opgetrokken. Bovendien was de stijl en grandeur van de Ringstrasse bedoeld om te imponeren en geeft daarmee aan wat men onder de noemer burgerlijk-aristocratisch kan verstaan. De Ringstrasse is symbolisch voor de verbintenis tussen burgerlijke ethiek en aristocratisch uiterlijk vertoon. Daarnaast is de Ringstrasse een mooi voorbeeld van oud tegenover nieuw, vooruitstrevend tegenover conservatief. Vooruitstrevend vanwege de omvang en de publieke doeleinden van de nieuwbouw en conservatief vanwege de historiserende architectuur.
De Weense bourgeoisie had haar macht uit weten te drukken in een conservatieve cultuur. In de politiek had de burgerij aan de basis gestaan van de liberale beweging. Met de economische crisis van 1873 kwam in feite ook een einde aan de eerste generatie liberale burgerij. Deze generatie liberalen die zich nooit helemaal had weten te bevrijden van de invloed van de koning, werd in de politiek opgevolgd door meer radicale bewegingen, bewegingen die later elders een grote rol zouden gaan spelen als het nationaal-socialisme en het zionisme die beiden hun oorsprong vinden in het Wenen van rond 1900. De bourgeoisie trok zich terug uit de politiek maar binnen de Oostenrijkse maatschappij had zij een blijvende stempel gezet op de heersende normen en waarden.
Het beklemmende burgerlijk aristocrarische klimaat creëerde een sfeer van uiterlijk vertoon en uiterlijke pracht en praal. Ook de keizerlijke familie stortte zich meer op ceremonies en uiterlijke pracht en praal terwijl zij steeds verder verwijderd raakte van de bevolking die onder haar stond. Het economisch, politiek en sociaal verval was ingezet en dit onomkeerbare proces maakte op veel Weense intellectuelen een diepe indruk. De burgerlijk-aristocratische idealen leken steeds verder verwijderd van de realiteit waarin seks, mislukkingen en verval aan de orde van de dag waren.
De nieuwe generatie Oostenrijkse bourgeoisie leek zich hier bewust van en deze generatie, de generatie van Jung Wien en de Secession zou omstreeks 1890 definitief breken met de schijnheilige burgerlijk-aristocratische cultuur. Vernieuwers als Freud, Schiele, Mahler en Hoffmansthal zouden de basis vormen van de bloei van Wenen op het gebied van muziek, literatuur, architectuur, schilderkunst en psychologie. Deze generatie, kinderen van de eerste generatie bourgeoisie, liet zich beïnvloeden door het alom aanwezige verval, de burgerlijke schijnheiligheid en de excessen die dit tot gevolg had. Daarmee stonden zij aan de basis van een culturele opleving die ook vandaag de dag nog gewaardeerd wordt in de Westerse wereld. Om te spreken van de geboorteplaats van moderne kunst en modern denken lijkt overdreven. Feit blijft wel dat de periode van het Fin de siècle in Wenen heeft geleid tot vernieuwingen op het gebied van de kunsten en het denken. De burgerlijke cultuur heeft hierbij aan de basis gestaan.
Bibliografie
Bibliografie
-Steven Beller e.a. e.d., Rethinking Vienna 1900 (New York: 2001)
- Steven Beller, Vienna and the Jews 1867-1938. A cultural history (Cambridge: 1989)
-Leon Botstein en Werner Hanak, Jews and the city of music 1870-1938 (New York 2004)
-Péter Hanák e.a. ed., The garden and the workshop. Essays on the cultural history of Vienna and Budapest (Princeton: 1998)
-William Johnston, The Austian mind. An intellectual and social history 1848-1938 (Berkeley: 1972)
-Henk Jurgens, De culturele revolutie in Wenen (Soesterberg: 2001)
-Robert Rotenberg, Time and order in Vienna. A seizure of schedules (Washington: 1974)
-Carl Schorske, Fin de siecle Vienna. politics and culture (New York: 1961)
- Hilde Spiel, Vienna’s golden autumn 1866-1938 (Londen: 1987)
-Alan Taylor, The Habsburg Monarchy 1809-1918 : a history of the Austrian empire and Austria-Hungary (Londen: 1948)
-Leslie Topp, Architecture and truth in Fin de sieclce Vienna (Cambridge: 2004)
-Peter Vergo, Art in Vienna 1898-1918 (Londen: 1975)
- Steven Beller, Vienna and the Jews 1867-1938. A cultural history (Cambridge: 1989)
-Leon Botstein en Werner Hanak, Jews and the city of music 1870-1938 (New York 2004)
-Péter Hanák e.a. ed., The garden and the workshop. Essays on the cultural history of Vienna and Budapest (Princeton: 1998)
-William Johnston, The Austian mind. An intellectual and social history 1848-1938 (Berkeley: 1972)
-Henk Jurgens, De culturele revolutie in Wenen (Soesterberg: 2001)
-Robert Rotenberg, Time and order in Vienna. A seizure of schedules (Washington: 1974)
-Carl Schorske, Fin de siecle Vienna. politics and culture (New York: 1961)
- Hilde Spiel, Vienna’s golden autumn 1866-1938 (Londen: 1987)
-Alan Taylor, The Habsburg Monarchy 1809-1918 : a history of the Austrian empire and Austria-Hungary (Londen: 1948)
-Leslie Topp, Architecture and truth in Fin de sieclce Vienna (Cambridge: 2004)
-Peter Vergo, Art in Vienna 1898-1918 (Londen: 1975)
2 comments:
Beste Chris / Kristian,
In het kader van een scriptie verwijs ik o.m. naar je artikel 'wenen in het gouden tijdperk...'
Is het mogelijk je volledige naam te geven, zodat ik volledig kan refereren?
Bedankt!
e-mail: aha@fenna.be
Hey, I am checking this blog using the phone and this appears to be kind of odd. Thought you'd wish to know. This is a great write-up nevertheless, did not mess that up.
- David
Post a Comment